Eten naar je stand
Eén van de manieren om je rijkdom en maatschappelijke status te etaleren is pronken met maaltijden. Wie bij wie mocht eten was natuurlijk al onderscheidend. Het was ook een manier waarmee een vorst zijn vazallen en huishouden aan zich bond. Maar niet iedereen zat aan een even chic gedekte tafel. En ook kreeg lang niet iedereen evenveel en even chic te eten. En ook waren de tafelmanieren nog niet algemeen omhelsd. Ik laat dat even zien aan de hand van plaatjes.
Op het plaatje hierboven zie je dat er lekkere hapjes op het rechthoekige bordje van de koning liggen. De andere bordjes zijn nog leeg. De trancheur snijdt een hoge taart aan en doet wat op het bordje van de koningin. In zo'n taart kan echt van alles zitten, vlees, gevogelte, kip, krenten, noten, vruchten. Aan de buitenkant zien al die hartige taaarten er wel een beetje hetzelfde uit maar daaronder kan een wereld van verschil zitten. Fazant en patrijs wordt hoger gewaardeerd dan kip.
Uit het plaatje blijkt ook dat de vorsten hoger gezeten zijn dan de lagere goden aan de overkant. En natuurlijk draag je je hermelijnen mantel én kroon tijdens het diner. Je bent de koning of niet tenslotte.
De vorst dineert in zijn eentje aan een tafel met zijn rug naar zijn volgelingen. Dat is ongebruikelijk, want meestal zorgt de koning ervoor niet in de rug te kunnen worden aangevallen. Podiumpje en baldakijn, wandtapijt en hoge rugleuning, het zorgt allemaal voor bescherming én status. De koning heeft een tafelkleed, de tafel op rechts zou dat ook nog kunnen hebben, links is de tafel blank hout. Vóór de tafel van de vorst staat een vat waarin kruiken met wijn. Op tafel een zoutvat. De voorsnijder is druk en nieuwe schotels worden aangedragen. Het bord van de koning lijkt een slagje groter en anders van vorm dan die op de twee andere tafels. Links achter zit men wat dichter op elkaar gepropt dan rechts. Achter in de zaal, tegen de muur een trésor, waar de pronkschalen en kannen op staan. Hoe hoger de trésor, hoe meer er op kan, hoe hoger de vorst in aanzien staat.
Hierboven is rechts dat trésor (wij hebben daar ons woord dressoir een beetje van overgehouden) goed te zien, met veel pronkgerei. Opmerkelijk hier is dat er niet alleen een hond ligt, dat zie je vaker, maar dat ook een weldoorvoede kat zich in het gezelschap begeven heeft. De pauwentaart is het culinaire hoogtepunt. Men eet van tinnen rechthoekige platte borden, er liggen kleine ronde broodjes, maar een zoutvat of glas zie ik niet zo gauw. Wellicht moest eerst alle aandacht uitgaan naar het gevogelte. Kijk ook naar de rugbescherming achter de hoge gaten, voorzien van een wandtapijt of doek. Uiterst links een jonge man met een kan en een kom. De handen moeten nog (weer?) gewassen worden kennelijk.
Er zijn ook instructies uit deze tijd hoe je het eten dient te verdelen. De laagste in rang delen een hartige taart met varkensvlees, iets hoger en je krijgt een taart voor jou alleen. Nog iets belangrijker en er komt ook nog karbonade bij. Daarna komt de kip of kapoen in beeld. Het 'grote vlees', het gebraad, is voor de hogere regionen. Edel wild, pauw, zwaan is voorbehouden aan de vorst. Dus van weinig en eenvoudig via veel tussenstappen naar overdaad en luxe.
Eigenlijk is dat verschil van eten naar je stand nog lang zo gebleven. Ook in de 19de eeuw zie je nog dat op de tafel van de koningin luxueuzere gerechten komen dan op de tafel van de hofmaarschalk. Vaak is daar ook nét een gerechtje minder dan bij de majesteit. Dalen we af naar het personeel, dan krijgen de officiänten vier of vijf gerechten en de domestieken twee of drie. Er was voor iedereen voldoende maar wat de koningin kreeg kwam niet op de tafel in de personeelskantine.