Promotietaart voor de prinses (2)
Villa ’t Waerle in Katwijk is de plaats waar Juliana en een select gezelschap van haar vriendinnen tijdens de studie verblijven. In de villa ernaast verblijft de hofhouding. Voor haar géén kamertje in een ‘meisjeshuis’ aan de Witte Singel of de Groenhovenstraat, ze blijft een prinses. Ondanks haar positie krijgt Juliana het voor elkaar dat studenten haar gewoon ‘Jula’ noemen en geen bijzondere aandacht aan haar besteden.
In de villa kan ze zo veel mogelijk echt zichzelf zijn, en in Leiden lukt dat ook aardig. Ze kan er zelfs rustig de straat op om te winkelen. Wel liep er altijd een lakei achter haar aan. De man krijgt regelmatig de schrik van z’n leven als Juliana weer eens probeert uit het oog van de lakei te raken en hij haar snel weer moet zoeken. (Dat was een soort sport, ook haar dochter zal dat soort grapjes uithalen)
Telkens wanneer Juliana terugkeert naar ’t Waerle voelt ze dat als thuiskomen. Er is een oude piano uit het paleis naar de villa gebracht. Juliana en haar vriendinnen maken muziek, ze schrijven liedjes, zingen, eten samen en voeren eindeloze gesprekken. Soms studeren ze ook nog, de een wat serieuzer dan de ander. Het zijn voor Juliana de jaren waarin ze het meest ‘vrij’ is. Ze rebelleert ook een beetje: de haren afgeknipt in een vlotte bob zoals die in die tijd bij haar leeftijd hoorde, de rokken wat hoger en de jurken wat zwieriger. Schoenen met een hakje en bandjes. De elegante roklengte benadrukte de ranke beenvorm, de bandjes over de schoenen de slanke voet en enkel (zie foto). Moeder Wilhelmina schudde het hoofd, het was wat te wuft allemaal.
Het doet me soms een beetje denken aan de boek van Cissy van Marxveldt, waarin kleding en een korte bob een belangrijke rol spelen bij het kenschetsen van de jong volwassen vrouw in het betere milieu.
Toch was prinses Juliana geen 'gewone' studente, zeer tot haar verdriet. Zij had geen erkend eindexamen afgelegd, vanwege het thuisonderwijs. Daardoor kon zij officieel geen tentamens afleggen. Wat wel kon was na afloop van een aantal jaar een eredoctoraat toekennen, zodat enige vorm van erkenning voor haar studie gegeven kon worden door de Leidse universiteit. En zulks geschiedde 31 januari 1930.
Vóór die tijd genoot zij van het studentenleven, haar lidmaatschap van de VVSL (Vereniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden). Eten bij elkaar op de kamer, of op de 'club' was daar een steeds terugkerend onderdeel van.
Bij de VVSL is het gebruikelijk dat de nieuwe lichting leden jaarclubs vormt. Via dr. Mathilde Boon, dochter van jaarclubvriendin Els Rheul, hoorde ik verhalen, mocht ik foto's bekijken. De jaarclub tooide zich met de naam De Zestigpoot. En op verzoek van de koningin bestond deze voor de helft uit 'slimme meisjes' en voor de helft uit meisjes van goede huize. Soms waren de studentes beide, slim én van adel. In ieder geval studeerden ze vrijwel allen af en ambieerden een serieuze baan. Daarover laat ik graag dr. Mathilde Boon aan het woord in een volgende aflevering. Eerst buig ik mij maar eens over het menu!