Duizendkoppige kool
Honderden soorten bladkool zijn er, wild en getemd. De meest bekende die hun weg naar ons bord vinden zijn de bladkool, sluitkool en bloemkool. Dit blog gaat over bladkool, waar de bladeren los (afzonderlijk) aan de stengel zitten. We kennen eigenlijk vooral boerenkool en tegenwoordig ook weer de Italiaanse cavolo nero, die bij ons palmkool heet. Deze kolen lijken nog het meest op hun wilde voorouder. De boerenkool wijkt een beetje af van die voorlopers, als duizendkop en mergkool, vanwege al die krullen in dat gebladerte. Gemeenschappelijk voordeel: wie een plant in de tuin heeft kan steeds vers plukken wat je nodig hebt, of wat de plant kan missen om te kunnen overleven. De hele winter heb je verse kool van dichtbij. Zorg ervoor dat-ie niet gaat bloeien, want dan is de pret snel voorbij. Let ook even op al die gezellige mee-eters. Veel rupsen en insecten en ook slakken zijn dol op kool.
Bladkool, Brassica oleracea, stamt af van wilde soorten, die in cultuur zijn gebracht. Denk aan onze zeekool (crambe maritima), nu een beschermde plant. In ons deel van Europa is dat cultiveren toegewezen aan de Kelten. Dat wil zeggen dat er bij de ijzertijdboerderijen rond 1000-900 voor onze jaartelling al bladkool in de moestuin stond. Vermeerderen kan door het zaad te oogsten en weer uit te zaaien, maar bij kool kun je bij sommige soorten ook de stam splitsen bij de wortel. Zoals het Eeuwig Moes. Eeuwig, omdat hij niet bloeit. Of omdat de moestuinier voorkomt dat-ie gaat bloeien. Met het splitsen heb je meteen een koolplant erbij.
Wie eeuwig moes in de tuin had, beschikte altijd over eten. Deze wijze van veredelen van deze robuuste plant maakte het gemakkelijk om hem mee te nemen als je ging verhuizen, emigreren, verder trok naar vruchtbaarder gebieden. Of gewoon méér kool wenste. Zaad kun je nu gewoon bij Ton Vreeken in Dordrecht kopen, of online:
Als er Keltische 'roots' in onze kweekkool zitten, vinden we daar dan wat van terug in bijvoorbeeld de Angelsaksische keuken? In ieder geval in de regelgeving.
Klein citaat: "iedere tuin, met kool, prei en alles wat in een moestuin hoort te groeien". Zaad van kool is gevonden in verschillende Angelsaksische nederzettingen, en dan niet alleen het mosterdzaad dat ook tot de brassica-familie behoort. Aelfric Bata, tiende-eeuwse monnik – lees ik in Fodder and Drincan (ik schreef al eerder over dit boek: https://lizetkruyff.nl/angelsaksisch-ei/) zegt dat er in Winchester in de kloosterschooltuin kool, peterselie, malve, tijm, selderij, knoflook, dille, munt en bonenkruid groeien. De lijst is een stuk langer. Maar kool hoort erbij.
Er is ook een recept, te vinden in Anglo Saxon Food van Ann Hagen: "kook kool (cawel) met (snij)biet, malve en varkensvlees". Beetje summier, maar je krijgt een beeld. Er zijn zelfs resten van koolbladeren in een kookpot opgegraven, maar dan gaan we al richting middeleeuwen. Dus tot zover voorlopig. Dit blog is een update van een heel veel ouder blog over kool, te vinden via het archief: www.spinazieacademie.nl